Wat is wanprestatie?
Wanprestatie (art. 6:74 BW) betekent dat een partij zich niet aan zijn contractuele verplichting houdt. Dat kan zijn doordat iemand helemaal niets doet, te laat is, of iets anders doet dan is afgesproken. De wet noemt dit een “tekortkoming in de nakoming”.Voorbeelden: een aannemer die nooit op komt dagen, een webshop die het verkeerde product stuurt, of een schilder die het werk half afmaakt.
Volgens de wet moet een prestatie ‘deugdelijk’ zijn. Dat betekent: uitgevoerd zoals afgesproken, op tijd, en met de afgesproken kwaliteit. Maar niet elke tekortkoming is meteen wanprestatie. Alleen als de fout de partij kan worden toegerekend – dus als het zijn schuld is, of als hij het risico draagt – spreken we van wanprestatie. Deze toerekenbaarheid staat in art. 6:75 BW.
Als de fout niet aan de partij is toe te rekenen, is er sprake van een niet-toerekenbare tekortkoming. Een belangrijk voorbeeld hiervan is overmacht: een onvoorziene situatie zoals brand, natuurramp of oorlog, waardoor iemand zijn verplichtingen echt niet kan nakomen. In dat geval is er geen wanprestatie in de zin van art. 6:74 BW en dus ook geen recht op (volledige) schadevergoeding. Wel kun je de overeenkomst soms nog beëindigen (zie vraag 6).
Wat kun je doen bij wanprestatie?
Als de andere partij zijn belofte niet nakomt, kun je verschillende dingen doen:
- Nakoming vorderen: eisen dat de ander alsnog doet wat is afgesproken.
- Schadevergoeding vorderen: geld vragen voor de schade die je hebt geleden door de fout.
- Opschorten: je verplichting tijdelijk uitstellen, bijvoorbeeld de plicht betaling, zolang de ander zijn deel niet nakomt.
- Ontbinden: je kunt de overeenkomst beëindigen, geheel of gedeeltelijk. Beide partijen worden dan bevrijd van hun verplichtingen, en delen van de overeenkomst die al zijn uitgevoerd moeten in principe worden teruggedraaid.
Soms kun je deze stappen combineren, bijvoorbeeld schadevergoeding én ontbinding.
Wanneer heb je recht op schadevergoeding?
Schadevergoeding is alleen mogelijk als er sprake is van een toerekenbare tekortkoming. In veel gevallen moet de andere partij eerst in verzuim zijn (art. 6:81 BW). Verzuim betekent dat de schuldenaar niet presteert binnen een redelijke termijn nadat je hem officieel hebt gewaarschuwd en nog een kans hebt gegeven om alsnog te presteren.
Die waarschuwing heet een ingebrekestelling (art. 6:82 BW): een schriftelijke aanmaning waarin je zegt wat er mis is gegaan en waarin je een redelijke termijn geeft om het alsnog goed te maken. Reageert de partij daar niet op, dan is hij in verzuim en kun je schadevergoeding eisen.
Soms hoef je geen ingebrekestelling te sturen, bijvoorbeeld:
- Als in de overeenkomst een harde termijn is afgesproken en die is overschreden (art. 6:83 BW).
- Als het blijvend onmogelijk is om alsnog te leveren (art. 6:74 lid 2 jo. 6:81 BW), of
Wat voor schadevergoeding kun je vragen?
Er zijn twee hoofdvormen:
- Vertragingsschade: kosten of schade door te late levering, bijvoorbeeld omdat je extra spullen moest huren.
- Vervangende schadevergoeding: je wil het product of de dienst niet meer, en eist in plaats daarvan geld (art. 6:87 BW). Dit moet je vooraf duidelijk aangeven.
Alleen schade die je echt hebt geleden en die het directe gevolg is van de wanprestatie komt voor vergoeding in aanmerking.
Wat is opschorting?
Opschorting (art. 6:52 BW) betekent dat je jouw eigen verplichting tijdelijk niet hoeft uit te voeren als de ander dat ook niet doet. Dit werkt als een drukmiddel. Voorbeeld: je hoeft nog niet te betalen als de verkoper nog niets heeft geleverd.
Voor opschorting moet er wel een voldoende verband zijn tussen jouw verplichting en die van de ander – bijvoorbeeld betaling tegenover levering. Je mag dus niet zomaar iets anders opschorten dat er niets mee te maken heeft.
Wat is ontbinding van een overeenkomst?
Ontbinding (art. 6:265 BW) is het officieel beëindigen van de overeenkomst vanwege een tekortkoming. Dit kan geheel of gedeeltelijk, bijvoorbeeld als een deel van een levering wel en een ander deel niet is nagekomen.
Een kleine fout geeft niet altijd recht op ontbinding. De fout moet ernstig genoeg zijn om dat te rechtvaardigen. In de meeste gevallen moet de ander eerst in verzuim zijn, dus moet je hem eerst een redelijke kans hebben gegeven om alsnog te presteren (zie vraag 3). Is de fout blijvend niet meer te herstellen, dan mag je direct ontbinden.
Ontbinding doe je via een schriftelijke verklaring (art. 6:267 BW). Je hoeft hiervoor niet naar de rechter, tenzij de ander het er niet mee eens is. Verstuur de verklaring bij voorkeur aangetekend, zodat je bewijs hebt.
Wat gebeurt er na ontbinding? Volgens art. 6:271 BW hoeft niemand meer te presteren voor zover dat nog niet is gebeurd. Wat al geleverd is, moet – als dat kan – worden teruggedraaid. Ontbinding werkt in principe niet met terugwerkende kracht: het contract wordt dus niet geacht nooit te hebben bestaan, maar wordt beëindigd vanaf het moment van ontbinding. Alleen als de wet dat bepaalt (bijvoorbeeld bij vernietiging), geldt er terugwerkende kracht (art. 6:270 BW). Ook bij overmacht kun je soms ontbinden, ook al kun je dan géén schadevergoeding krijgen (art. 6:75 BW).
Wat is een redelijke termijn in een ingebrekestelling?
Wat redelijk is, hangt af van de situatie. Voor het leveren van een boek of kledingstuk zijn 14 dagen meestal genoeg. Voor ingewikkelde zaken, zoals een keukenrenovatie, kan een langere termijn passend zijn. De termijn moet de schuldenaar in elk geval voldoende tijd geven om alsnog na te komen.
Geldt dit ook voor consumenten?
Ja, maar consumenten hebben extra rechten. Denk aan de herroepingsregeling bij online aankopen: je mag dan binnen 14 dagen zonder reden annuleren. Ook bij consumentenkoop gelden bijzondere regels over gebreken (non-conformiteit), waardoor je soms sneller mag ontbinden of je geld terugkrijgt. Deze FAQ richt zich op de algemene regels van het overeenkomstenrecht, maar bij consumentenbescherming gelden soms dus afwijkende bepalingen.
Wanneer krijg je géén schadevergoeding?
Als de tekortkoming niet aan de andere partij is toe te rekenen, is er géén wanprestatie in de zin van art. 6:74 BW. Dat is bijvoorbeeld zo bij overmacht (art. 6:75 BW), of als jij zelf de nakoming onmogelijk hebt gemaakt (schuldeisersverzuim).