Vrijheid van meningsuiting en het Wilders-proces
Het is nu bijna tweeënhalf jaar geleden dat Geert Wilders op de uitslagenavond van de gemeenteverkiezingen van de PVV in Den Haag zijn publiek de vraag stelde of zij meer of minder Marokkanen in de stad en in Nederland willen. Het waren precies de volgende woorden die veel losmaakten in de media:
‘En de derde vraag is, en ik mag het eigenlijk niet zeggen, want er wordt aangifte tegen je gedaan. En misschien zijn er zelfs D66-officieren die ons een proces aandoen. Maar de vrijheid van meningsuiting is een groot goed. We hebben niets gezegd wat niet mag, niets gezegd wat niet klopt. Dus ik vraag aan jullie: willen jullie in deze stad en in Nederland meer of minder Marokkanen?’
Op 31 oktober 2016 blijkt de voorspelling van een strafproces uitgekomen te zijn. Het proces tegen de PVV-voorman ging van start in de bunker van de zwaar beveiligde rechtbank van Schiphol. Op woensdag 16 november 2016 stelt het Openbaar Ministerie (OM) in het requisitoir dat Wilders geen beroep kan doen op de vrijheid van meningsuiting voor zijn ‘minder, minder, minder’ Marokkanen-uitspraak. Het OM acht hem strafbaar vanwege groepsbelediging en het aanzetten tot haat.
Het grote verschil met het strafproces van Wilders in 2010 is dat de uitingen toen gericht waren tegen een godsdienst, namelijk de Islam. Deze keer gaat het om uitingen waarmee ‘een hele bevolkingsgroep over één kam wordt geschoren.’ Het OM geeft aan dat de ruime vrijheid van meningsuiting voor politici stopt bij uitingen die hele minderheidsgroepen belasteren.
Als we de lijn van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens mogen geloven, komt Wilders deze keer niet weg met een vrijspraak. Het Hof benadrukt in zijn rechtspraak dat het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) uit gaat van een democratische samenleving die gebaseerd is op pluralisme, tolerantie en ruimdenkendheid. Deze samenleving veronderstelt een vrij politiek debat waarin gedeelde politieke opvattingen de ruimte krijgen, maar ook opvattingen die beledigend, choquerend en verontrustend zijn. Het Europese Hof trekt de grens met de speciale verantwoordelijkheid van een politicus. Hij mag niet aanzetten tot haat of religieuze intolerantie.
In de Belgische zaak Féret oordeelde het Europese Hof dat bestraffing van een politicus wegens aanzet tot vreemdelingenhaat niet in strijd is met de vrijheid van meningsuiting. In deze zaak ging het om een Belgische politicus die pamfletten verspreidden waarin op een discriminatoire manier werd uitgehaald naar Turken, Marokkanen en moslims. De hoogste rechtsprekende instantie in Nederland, de Hoge Raad, lijkt de lijn van het Europese Hof te volgen. In 2014 vernietigde de Hoge Raad de vrijspraak van een Amsterdamse politicus die zich fel had geuit tegenover homo’s. Ook in deze zaak wordt verwezen naar de speciale verantwoordelijkheid van de politicus.
Op basis van de rechtspraak van het Europese Hof en de Hoge Raad is er een grote kans dat Wilders deze keer wel bestraft wordt voor zijn felle uitingen. De strafrechter velt in december een oordeel.